woensdag 29 maart 2006

Slavernij en de huishoudcodes

Vervolg op: huishoudcodes

Het gevolg van het wegvallen van onderscheid in de relaties die in de huishoudcodes beschreven worden zien we in de geschiedenis van Filemon en Onesimus.
Paulus maakt op subtiele (en tegelijkertijd dringende) wijze duidelijk dat, hoewel naar wereldse maatstaven gerekend Filemon eigenaar van Onesimus is, er nu sprake is van een geheel andere verhouding:

Misschien hebt u hem korte tijd moeten missen om hem voor altijd terug te krijgen, niet meer als een slaaf, maar als veel meer dan dat, als een geliefde broeder. Voor mij is hij dat al, hoeveel te meer moet hij het dus voor u zijn, zowel in het dagelijks leven als in het geloof in de Heer. (Filemon 15-16)
De christelijke kerk heeft deze principes redelijk goed begrepen. Rond de eerste millenniumwisseling was slavernij in Europa nagenoeg afgeschaft. (Helaas werd het in de 15e eeuw weer ingevoerd...)
Ook in onze tijd zijn we van mening dat slavernij in strijd is met de christelijke naastenliefde.

Het vreemde is, dat slavernij wel afgeschaft is, maar de onderwerping van de vrouw (door bepaalde groepen) niet. Als je een pleidooi voor slavernij zou willen houden, dan vind je daarvoor in de Bijbel veel meer grond dan voor de onderwerping van de vrouw. Waarom vindt men het (terecht) gerechtvaardigd om slavernij exegetisch te verklaren als een instituut van de toenmalige maatschappij, terwijl men de onderwerping van de vrouw als goddelijk instituut ziet?

In Efeziërs 5:21-6:9 wordt nergens aan de mannen opgedragen om hun vrouwen te onderwerpen. Er wordt slechts aan vrouwen gevraagd om onderdanig te zijn. Bijbeluitleggers geven aan dat het hier (vers 22) gaat om een vrijwillige actie, die voortvloeit uit het elkaar onderdanig zijn.
Binnenkort wil ik hier verder op ingaan.

Geen opmerkingen: