vrijdag 19 januari 2007

God is geen man

God is een man, een wijze oude man met een lange baard. Tenminste, dat is de populaire voorstelling die men van God heeft. Maar klopt dit wel?

In Numeri 23:19 (NBG) lezen we een merkwaardige tekst:
God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben.
Deze tekst staat in de tweede orakelspreuk van Bileam. In het verhaal van Bileam (Numeri 22-24) wordt regelmatig gezegd dat Bileam alleen kon zeggen wat God hem in de mond legde. Dit blijkt niet alleen maar uit de woorden van Bileam zelf, maar ook de verteller heeft dit standpunt (zie b.v. Numeri 23:16.) We kunnen er dus vanuit gaan dat vers 19 een waarheid over God weergeeft.
Het woord dat in de NBG vertaling vertaald is met man (ish) heeft als betekenis mannelijk persoon, maar er zijn meer betekenissen mogelijk. Het woord kan ook de betekenis mens hebben, vooral als het wordt gebruikt in contrast met (een) God. Ook de parallel (een bekende vorm in de hebreeuwse poëzie) met mensenkind in hetzelfde vers is een aanwijzing dat hier de betekenis mens bedoeld wordt.
De Nieuwe Bijbelvertaling vertaald dan ook terecht:
God is geen mens, dat hij zijn woord zou breken of terug zou komen op zijn besluit.
Deze tekst kan dus niet aangevoerd worden om te beargumenteren dat God geen man is.

Hoewel...
Als God geen mens is, hoe kan Hij dan een man zijn? In Johannes 4:24 lezen we dat Jezus zegt: "God is Geest". En misschien moeten we ons ook Deuteronomium 4:15-18 ter harte nemen; we moeten ons geen beeld van God vormen als man of vrouw.

Als God letterlijk mannelijk (van geslacht) zou zijn, dan moeten we tot de conclusie komen dat mannen meer beeld van God zijn dan vrouwen. Genesis 1:27 maakt ons echter duidelijk dat de mens, man en vrouw, het beeld van God is.

woensdag 3 januari 2007

Prekende vrouwen, een reactie

In een reactie op Prekende vrouwen schrijft iemand:
Graag wil ik even reageren op de volgende zin:
"Houdt Paulus echt een hele verhandeling over het bedekken van het hoofd tijdens het spreken, om aan het eind te zeggen dat vrouwen eigenlijk helemaal niet mogen spreken?"

Volgens mij staat er nergens dat het om het bidden en spreken in de gemeente gaat. Ik denk dat het om het bidden en spreken in het algemeen gaat; thuis dus. Dit zegt dus helemaal niet dat de vrouw mag spreken in de gemeente.
Naar mijn mening gaat het in deze perikoop (1 Korintiërs 11:2-16) wel degelijk over bidden en spreken in de gemeente.
  1. In de eerste eeuw kwam de gemeente samen in huizen. We hebben het dan dus over een thuissituatie, waarbij medegelovigen aanwezig zijn. Het onderscheid tussen in de gemeente profeteren of thuis profeteren is dus kunstmatig, het is een verschijnsel van onze culturele setting.
  2. In hoofdstuk 14 staat profeteren duidelijk in de context van de samenkomst (zie b.v. vers 14.) Het is onwaarschijnlijk dat Paulus in dit gedeelte aan een privé-situatie denkt, profetie is immers tot mensen gericht (zie 1 Korintiërs 14:3.)
  3. De context die op deze perikoop volgt gaat overduidelijk over de samenkomst. Gezien in deze context hoort deze perikoop bij dit gedeelte (hoofdstuk 11 t/m 14.)
  4. Het laatste vers (16) gaat over gebruiken in de gemeente, niet over gebruiken thuis of in de maatschappij.
  5. Bijbelvertalingen en commentaren gaan ervan uit dat het hier om voorschriften voor de gemeente gaat.
    De Willibrordvertaling (herziene editie 1995) geeft als preicooptitel: Man en vrouw in de eredienst.
    Het Boek zet erboven: Regels tijdens de bijeenkomsten.
    De Studiebijbel schrijft in de inleiding op 1 Korintiërs (Deel 7B, blz. 5): De apostel richt zich vervolgens op zaken betreffende de eredienst [...] (11:2-14:40).