vrijdag 22 december 2006

Een buitenbijbels citaat?

Eerder schreef ik over de theorie, dat 1 Korintiërs 14:34-35 een citaat is.

Sommige uitleggers gaan ervan uit dat er in Korinte een minderheid was die de gelovigen onder het juk van de Joodse mondelinge wet wilde brengen. In vers 34 en 35 citeerd Paulus deze groep. In vers 34 doen ze een beroep op de wet:

Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat.
Bij de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus vinden we een vergelijkbaar beroep op de wet. In contra Apionem II paragraaf 25 vinden we:
De vrouw, zegt de wet, is in alle opzichten minderwaardig aan de man. Laat haar daarom onderdanig zijn.
Dergelijke wetten zijn in het Oude Testament niet te vinden. Toch (zo blijkt uit het citaat van Josephus) waren zulke voorschriften in die tijd wel in omloop. Daarom is er veel voor te zeggen dat het hier gaat om een citaat vanuit de mondelinge traditie.
Het is onwaarschijnlijk dat Paulus zelf een dergelijk Judaïzerend citaat gebruikt. Temeer omdat hij elders de noodzaak van de besnijdenis ontkent (zie 1 Korintiërs 7:18-19.) Het citaat vanuit de mondelinge wet (vers 34b) is dus onderdeel van een groter citaat van Paulus' tegenstanders (vers 34 en 35.)

Vers 36 begint met een η (eta) in het Grieks. (In de NBV wordt dit woord niet vertaald.) De η wordt vaak gebruikt om een retorische vraag te introduceren, waarop het antwoord een duidelijk "Nee!" is. Ook wordt het gebruikt om een duidelijk contrast met het voorafgaande aan te geven.
Bij elkaar zijn dit goede argumenten om aan te nemen dat het hier om een citaat gaat, wat Paulus vervolgens sterk ontkent.

zaterdag 2 december 2006

Sinterklaas, wie kent hem niet?

Nicolaas van Myra was aan het begin van de vierde eeuw bisschop te Myra, de toenmalige hoofdplaats van Lycië in Klein-Azië (het huidige Turkije.)

Van zijn leven is niet zoveel bekend. Hij is de hoofdpersoon in tal van legenden. Hij zou wonderen hebben verricht, zoals het opwekken van doden. Zeer waarschijnlijk was hij aanwezig op het Concilie van Nicea in 325. Hij stierf op 6 december (van het jaar 345 of 352.)

Eén van de mooiste verhalen rond sint Nicolaas vind ik het volgende:

In de tijd van sint Nicolaas moest een jonge vrouw voordat ze ging trouwen een bruidsschat hebben (geld of goederen die zie meebracht voor haar man). Men vond namelijk dat een man meer waard was dan een vrouw. Sint Nicolaas wilde een arme edelman helpen die drie dochters had, maar hij wilde het ongemerkt doen. Hij wilde niet geprezen worden om zijn vrijgevigheid. Hij gaf puur om de vreugde van het geven. Dus werden er drie zakken goud door het raam van de edelman gegooid. Zo redde sint Nicolaas de drie dochters, die anders in de prostitutie terechtgekomen zouden zijn.

Dat is heel wat anders dan een startsubsidie!
(In oktober stelde GroenLinks in Amsterdam voor om prostituees een startsubsidie te geven. Karina Schaapman merkte op: "Laten we nou niet gaan denken dat vrouwen in de prostitutie terecht komen via een cursus beroepsoriëntatie.")

vrijdag 1 december 2006

Huiselijk geweld (2)

In een commentaar (#5) op het bericht met de brief (zie mijn vorige bericht) schrijft James Petticrew:
Helaas heb ik als voorganger met diverse situaties zoals deze te maken gehad en met heel veel in mijn vorige functie als politieman. Deze mannen manipuleren hun vrouw met selectief gebruik van bijbelteksten; je moet "gehoorzamen" en wat Jezus zegt over echtscheiding, terwijl ze geen aandacht besteden aan wat Jezus zegt over liefde en wat het Nieuwe Testament zegt over mannen die hun vrouw liefhebben zoals Christus de gemeente heeft liefgehad. Mijn standaard reactie is altijd dat, op het moment dat iemand zijn of haar partner slaat, hij of zij de huwelijkbeloften verbreekt. Mocht de andere partner een scheiding aanvragen, dan formaliseert deze slechts de breuk die de geweldadige partner met zijn of haar acties veroorzaakt heeft.

Mijn ervaringen als politieagent motiveren mij ook om iedere vrouw die me vertelt dat ze regelmatig fysiek of emotioneel mishandeld wordt aan te sporen om het huis te verlaten of de dader gerechtelijk te laten verwijderen. Ik heb lichamen uit huizen moeten weghalen, sommigen dood, sommigen afschuwelijk verwond, op plaatsen waar vrouwen gestimuleerd waren om bij de dader te blijven. Ik doe een beroep op iedere pastorale werker om nooit een vrouw te stimuleren om bij een man te blijven die haar fysiek mishandeld en ik laat zulke mannen duidelijk weten dat ik in de rechtzaal tegen ze zal getuigen als hun gedrag niet stopt. Ik heb hier een heel uitgesproken mening over, dit is niet een interessant academisch en bijbels debat, dit is een zaak waarbij levens op het spel staan!

Huiselijk geweld

Op Jesus Creed staat een brief van een vrouw, een zeer triest verhaal over haar ervaringen met huiselijk geweld (hier onverkort overgenomen en vertaald met toestemming.)

(Waarschuwing: voor slachtoffers van misbruik kan het vervolg nare herinneringen oproepen.)

Ik ben opgevoed in een fundamentalistisch kerkgenootschap door traditionele ouders die elkaar respecteerden. Ik ben naar de universiteit geweest, heb een master graad gehaald en ben onderwijzeres geworden. Toen de kinderen jong waren had ik geen werk, maar nu werk ik fulltime, ik heb tijd voor de kinderen en beheer de gezinsfinanciën, bank- en belastingszaken. Ik ben iemand die je kan helpen met je belastingaangifte of met computerproblemen. Ik kan technische problemen oplossen, maar ik ben niet in staat om goed voor mezelf te zorgen.

Ik ben opgevoed met de overtuiging dat een vrouw een opleiding zou moeten hebben, maar ook dat ze moet trouwen en, eenmaal getrouwd, nooit scheiden. Dit was onacceptabel in de christelijke gemeenschap.

Ik leerde een christelijke jongeman kennen, die voorganger wilde worden. Het leek erop dat dit ook voor mij de goede richting was en ik voelde aan dat we veel gemeenschappelijk hadden. We trouwden toen we onze opleiding afgerond hadden.

Mijn man had mij in het begin duidelijk gemaakt dat hij wilde dat ik hem gehoorzaamde. Er waren toen verscheidene redenen waarom ik dacht dat dit acceptabel was, het stond tenslotte in onze huwelijkbeloften. Onze doelstellingen sloten zo naadloos op elkaar aan, dat ik dacht dat dit nooit een probleem zou zijn. Ik kan me dat nu nauwelijks nog voorstellen.

Na ons trouwen vonden we beiden een goede baan. Door verschillende oorzaken kregen we geen bediening als voorganger. We waren echter altijd toegewijde gemeenteleden.

Kort na ons huwelijk werd duidelijk dat er van me verwacht werd om van alles en nog wat gehoorzamen; duidelijk gegeven opdrachten, vage opdrachten en opdrachten die nooit uitgesproken waren.

25 jaar lang ben ik wekelijks geslagen, mishandeld, toegetakeld en vernederd. Ik ben tegen mijn wil vastgehouden, er werd tegen mij geschreeuwd en gescholden. Ik heb elk schunnig woord naar mijn hoofd geslingerd gekregen. Maar ik ben maar één keer in mijn gezicht toegetakeld. Daarna was het steeds op mijn bovenarmen en mijn benen. Ik ben neergeslagen, geschopt en geduwd waar de kinderen bij waren. Ik ben, tegen mijn wil in, in een kamer gehouden terwijl ik uren moest luisteren naar gepreek over mijn opstandigheid en waar ik bedreigd werd met het ergste geweld.

We hebben het klaargespeeld om twee kinderen te krijgen en vele jaren ben ik thuisgebleven bij de kinderen. Ik bad altijd dat mijn man weg zou zijn voor zaken als de kinderen hun verjaardagsfeestje hadden, dan kon hij het niet verpesten.

Hij maakte ons leven miserabel maar sloeg de kinderen nooit. Als hij vond dat ze iets fout deden dat zei ik direct dat ik toestemming had gegeven, of zelf dat ik gezegd had dat ze het moesten doen. Jarenlang heb ik zijn geweld opgevangen. Ik zorgde dat hij kwaad op mij zou worden, zodat hij mij zou slaan en de kinderen met rust zou laten. Natuurlijk zijn de kinderen wel getuige geweest van enkele zeer gewelddadige gebeurtenissen. Hij bepreekte hen ook regelmatig urenlang. Dat kon ik niet tegenhouden.

Jarenlang bewoog ik mij in de richting van depressie en geestelijke disassociatie. Gelukkig bleef ik bezig met het lezen van wetenschappelijke literatuur over sociale gerechtigheid in relatie tot ras en armoede. Op een gegeven moment raakte ik ervan overtuigd dat het niet Gods bedoeling was dat de ene groep mensen permanent onderdanig was aan de andere, en ik begon mijn eigen omstandigheden in dit licht te zien. In mezelf erkende ik dat mijn onderdanigheid verkeerd was en geloofde ik dat het Gods bedoeling was om als gelijke te functioneren. Hoewel dit inging tegen de leer van mijn kerk begon ik te bewegen in de richting van hoop en overleven.

Toen ik uiteindelijk echtscheiding begon te overwegen, was ik bang dat hij gezamenlijk gezag zou krijgen. Ik kon de gedachte niet verdragen dat de kinderen bij hem zouden zijn, terwijl ik er niet bij was, dus besloot ik bij mijn man te blijven totdat de kinderen volwassen zouden zijn. Een paar jaar geleden is het lichamelijk geweld beëindigd door tussenkomst van de politie.

Toch zijn de bedreigingen, het psychologisch misbruik en de drang om mij te onderwerpen doorgegaan. Mijn man voedde zich met iedere opmerking in de kerk over de onderdanigheid van vrouwen. Hij maakte er regelmatig een punt van dat ik niet onderdanig was. Dat was ik niet, maar ik was trouw en deed mijn taken op mijn werk en in het gezin zo goed mogelijk. Uiteindelijk gaf iedere uitgeschreeuwde ontkenning van mijn eigen onderdanigheid een zekere mate van verlichting van het misbruik, en verving het door afstand; in dit geval levensreddende afstand. Ik begon mij te realiseren dat mijn oorspronkelijk stilzwijgende acceptatie van onderworpenheid het misbruik mogelijk gemaakt had.

Ik ben 30 jaar lang zeer loyaal geweest, vanaf mijn verloving tot enkele maanden geleden. Ik heb nog nooit iemand over het misbruik verteld. Ik verzon uitvluchten en moffelde het weg. Mijn trouw en loyaliteit waren onwankelbaar. Uiteindelijk realiseerde ik me dat, als de kinderen het huis uit gaan, en dat zal snel gebeuren, ik alleen zal achterblijven in huis met iemand waar ik bang voor ben om alleen bij te zijn.

Ik realiseer me dat gewelddadigheid ziekelijk is en niet het resultaat van verkeerd onderwijs. Maar toch, de leer van onderdanigheid en loyaliteit werd me iedere dag ingeprent om de schuld in mijn schoenen te schuiven en om me stil te houden. Mijn man vertelde me dat als ik iemand iets zou vertellen over onze privé-zaken (hij doelde op het misbruik) dat hetzelfde was als ontrouw en dat ik daarvoor gestraft zou worden.

Ik ben pas begonnen met het nemen van praktische stappen om uit deze situatie te komen. Nu moet ik onder ogen zien dat ik voor de wet medeverantwoordelijk ben voor onze financiële situatie en onze schulden. Ik ban medeverantwoordelijk voor wat er met onze kinderen gebeurd is. Ik ben verantwoordelijk om een oplossing te zoeken voor mijn pensioenproblemen. Ik ben medeverantwoordelijk voor het beslissen over ons huis en onze bezittingen, en de toekomst van de kinderen. Ik kan niet tegen mijn advocate zeggen dat mijn man het 'hoofd' is. Zoiets is onbruikbaar in de rechtzaal. Ik kan niet pleiten voor verminderde toerekeningsvatbaarheid op grond van bijbelteksten.

Ik geloof dat niemand ooit onderdanigheid zou moeten prediken of het woord op de lippen nemen, tenzij hij 24 uur per dag, 7 dagen in de week geleefd heeft in onderworpenheid aan een ander onvolmaakt mens. Mannen spreken er gemakkelijk over dat vrouwen hun beperkingen moeten accepteren... hebben ze enig idee?

Ik schrijf dit om mensen bekend te maken met de geheime en ongepubliceerde aard van dit probleem in de christelijke gemeenschap. Ik vroeg de vrouw van onze voorganger naar een boek over huiselijk geweld 'om aan een vriendin te geven', ze zei dat ze niet direct zo'n boek kende. Niemand van degenen die mij kennen in onze kerk heeft er enig idee van dat dit over mij gaat. Maar christenen moeten weten dat de leer van onderdanigheid heeft bijgedragen aan datgene wat mij gebonden heeft gehouden aan een ernstig, ziekelijk probleem: gewelddadigheid.