zondag 15 oktober 2006

Wanneer heb je voor het laatst een oog uitgerukt?

"Het staat er toch?" wordt wel eens gezegd. Er wordt dan verwezen naar een bepaald bijbelvers, waarin een bepaald voorschrift staat; een zogenaamde bewijstekst. De veronderstelling is dan dat dit voorschrift letterlijk toegepast moet worden.

Toch zijn er altijd wel andere teksten aan te wijzen, die niet zo letterlijk toegepast worden. Over het algemeen hebben mensen die zulke uitspraken doen hun beide ogen nog:
Brengt je oog je op de verkeerde weg, ruk het dan uit en werp het weg (Matteüs 18:9)
We snappen allemaal wel, dat Jezus hier een vorm van overdrijving gebruikt om een punt te maken.
We groeten elkaar niet met de heilige kus (2 Korintiërs 13:12.)
We laten ons niet dopen voor de doden (1 Korintiërs 15:29.)
We verwachten niet dat alle mannen met de handen omhoog bidden (1 Timoteüs 2:8.)
We schrijven niet voor dat vrouwen met bedekt hoofd bidden (1 Korintiërs 11:5.)

Het staat er toch? Ja, het staat er. Maar waarom staat het er. Wat was de bedoeling in die tijd voor de lezers? En welke principes kunnen we eruit halen? En wat betekenen deze principes dan in onze situatie en in onze tijd?
En ook niet onbelangrijk: worden er in de Bijbel nog andere dingen over dit onderwerp gezegd?

Met "het staat er toch" komen we niet ver. De grote lijnen van de bijbelse boodschap zijn vrij duidelijk. De moeilijke verzen zullen we moeten beoordelen in het licht van de duidelijkere teksten.

Er zijn enkele teksten in de Bijbel die lijken te zeggen dat vrouwen in de gemeente moeten zwijgen of onderdanig moeten zijn. Ik geloof niet dat deze bewijsteksten voldoende aanleiding geven voor een taakverdeling op grond van geslacht.

Zie:
Zwijgende vrouwen (1)
Zwijgende vrouwen (2)
Zwijgende vrouwen (3)
Prekende vrouwen

Authentein
Nu even niet!
Een vrouw in enkelvoud

Geen opmerkingen: