dinsdag 14 maart 2006

Mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen

In Genesis 1:26-28 wordt de schepping van de mens(en) beschreven.

Een aantal zaken vallen op. De intentie van de Schepper is, dat de mensen gaan heersen over de andere levende wezens. De mens krijgt de opdracht om de aarde onder zijn gezag te brengen. Dit wordt ook wel het cultuurmandaat genoemd; de opdracht om de aarde goed te verzorgen en in cultuur te brengen. Dit houdt dus in dat God de mens verantwoordelijkheid geeft.

Het is uit deze verzen ook duidelijk dat de mens hier opgevat moet worden als soortaanduideling. Het gaat hier dus niet om één mens (Adam.) We zouden ook de mensheid kunnen schrijven:

God schiep de mensheid als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem (deze mensheid), mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. (Genesis 1:27)

Dat het hier om de mens als groep gaat, blijkt vooral uit het feit dat hier bijna voortdurend in het meervoud gesproken wordt. En ook wordt er bij gezegd dat het hierbij om zowel man(nen) als vrouw(en) gaat.

Het eerste verslag van de schepping van de mens getuigt dus van een volledige gelijkheid van man en vrouw. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt. Zowel man als vrouw krijgen de opdracht om heerschappij over de schepping te voeren.
De grote afwezige is enige verwijzing naar een gezagsrelatie tussen man en vrouw onderling.

Geen opmerkingen: